Algemene dekkingsmiddelen

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Baten en lasten van de gemeente, die niet direct aan een programma zijn toe te rekenen, zijn in de algemene dekkingsmiddelen opgenomen. Het gaat hierbij om

- lokale heffingen, waarvan de besteding niet gebonden is;
- de algemene uitkering uit het Gemeentefonds;
- dividend;
- het saldo van de financieringsfunctie;
- de overige algemene dekkingsmiddelen;
- het bedrag voor onvoorzien.

Beleid

Terug naar navigatie - Beleid

De beleidsruimte “Algemene dekkingsmiddelen” is beperkt. De belangrijkste regels zijn opgenomen in de Gemeentewet, het Besluit Begroting en Verantwoording, de Wet Financiering Decentrale Overheden en de Wet Waardering Onroerende Zaken. Voor zover de gemeente aanvullende lokale regels wil stellen voor het financiële beleid vindt dat plaats in een aantal verordeningen en nota’s.

In Oude IJsselstreek zijn de volgende kaderstellende notities en verordeningen vastgesteld:

  • verordening financieel beleid, beheer en financiële organisatie (2016)
  • verordening controle financieel beheer en financiële organisatie (2005)
  • verordening periodiek onderzoek doelmatigheid en doeltreffendheid (2005)
  • treasurystatuut (financiering) (2017)

Toelichting

Terug naar navigatie - Toelichting

Lokale heffingen, waarvan de besteding niet gebonden is.
De lokale heffingen zijn uitgebreid beschreven in de betreffende paragraaf.

Algemene uitkeringen uit het Gemeentefonds
De berekening van de Algemene Uitkering is gebaseerd op de Meicirculaire 2020. Evenals alle andere posten is de raming van het gemeentefonds gebaseerd op constante lonen en prijzen. In de meerjarenraming is rekening gehouden met de gevolgen die voortvloeien uit de bij de begrotingsuitgangspunten genoemde aantallen. De financiële uitgangspunten zijn benoemd in het betreffende hoofdstuk.

De algemene uitkering valt uiteen in een algemeen deel en een deel wat betrekking heeft op de daarbij behorende onderwerpen (decentralisatie- en integratie-uitkeringen).

  • Algemene deel
    Het algemene deel omvat het deel van het budget, waar de gemeente vrij over kan beschikken. De verschillen in de hoogte van de uitkering komen ten opzichte van eerdere ramingen op grond van de meicirculaire 2019 onder andere door:
    • Compensatie voor loon- en prijsstijgingen en nieuw beleid.
    • Actualisering van aantallen (bv aantal inwoners, bijstandsgerechtigden, woningen, etc).
    • Actualisering van de WOZ-waarden van ons onroerend goed.
    • Het zogenaamd ‘trap-op-trap-af’ principe. Als het Rijk minder uitgeeft, ontvangen de gemeenten ook minder algemene uitkering.
    • Met ingang van 2019 is het integreerbare deel van de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen in de algemene uitkering.
  • Integratieuitkeringen / Decentralisatieuitkering
    Deze uitkeringen zijn bedoeld voor een specifiek doel, hieronder vallen uitkeringen als Impuls brede scholen/combinatiefuncties, voorschoolse voorziening peuters, gezond in de stad (GIDS) gelden, armoedebestrijding kinderen en vergunningverlening/toezicht/handhaving.

    Daarnaast blijven de niet integreerbare onderdelen van het sociaal domein, Voogdij 18+ en Re-integratie klassiek als een aparte integratie-uitkering. In principe verlopen deze uitkeringen budgettair neutraal. Dit houdt in het bedrag dat wordt uitgekeerd voor deze onderdelen, voor hetzelfde bedrag wordt geraamd als uitgave/last in de begroting. Neemt deze uitkering toe, dan nemen ook de lasten met hetzelfde bedrag toe. Neemt deze af, dan worden ook de lasten lager. Dit betekent wel dat bij een lagere uitkering, de uitvoering van deze regelingen met minder geld gerealiseerd moet worden.

Dividend
Het bedrag aan te ontvangen dividend ramen we ten opzichte van de begroting 2020 structureel 50.000 lager. We hanteren een gemiddelde van de afgelopen drie jaren.

Saldo financieringsfunctie
Het saldo van de financieringsfunctie wordt bepaald door de verschillen in de geraamde rente en de gerealiseerde rente. Zie ook de paragraaf Financiering. Het percentage bespaarde rente dat wordt berekend over de stand van de eigen financieringsmiddelen per 1 januari is bepaald op 0%.
De rentelasten van de vaste activa (investeringen) worden aan de programma's toegerekend tegen het omslagpercentage van 1,13 % (voor enkele geactiveerde kapitaaluitgaven gelden (historisch bepaalde) uitzonderingspercentages). Op rekeningbasis vindt nogmaals een (her)berekening plaats en worden op nacalculatorische wijze de kapitaallasten doorbelast.