7. Woonlasten
De “woonlasten” is het bedrag dat een huishouden aan de gemeente Oude IJsselstreek betaalt. De woonlasten bestaan uit drie componenten, de rioolheffing, de afvalstoffenheffing en de Onroerende Zaakbelasting (OZB).
Rioolheffing
Rioolheffing is het kostendekkende tarief dat een huishouden betaalt voor de riolering. De kosten van de riolering bestaat voor meer dan de helft uit kapitaallasten van in het verleden gedane investeringen. In 2023 wordt er een nieuw Gemeentelijk Water en Rioleringsplan 2024-2027 opgesteld. Hierin staat de begroting voor de komende jaren. Een inschatting van de kosten voor 2024 leidt tot een verwachte toename van het rioolheffingstarief van ruim 16%. Dit is nadrukkelijk een voorlopig beeld, bij de begroting kan een verfijndere doorrekening worden gemaakt. Onder andere kan hierbij gekeken worden welke mogelijkheden de ruimte in het bufferfonds Riolering biedt. Omdat riolering voornamelijk uit kapitaallasten bestaat, is ook de ontwikkeling van de rente van invloed op de totale kosten. Dit kan de kosten voor riolering nog beïnvloeden en daarmee ook het tarief voor rioolheffing.
Afvalstoffenheffing
Qua kostenopzet verschilt het product afval/grondstoffen enorm met riolering. Waar riolering grotendeels uit kapitaallasten bestaat van in het verleden aangelegde riolering, bestaat afval/grondstoffen veelal uit marktwerkende onderdelen. Vraag en aanbod, prijs en hoeveelheid spelen hier een grote rol. Vooral voor de overslag en verwerking van het afval is de markt grillig. In 2022 werd bijvoorbeeld in het 1e halfjaar nog het dubbele voor het aanbod papier ontvangen vergeleken met het 2e halfjaar.
Voor afval bestaan er meerdere tarieven per huishouden. Eén- en meerpersoonshuishoudens en een grote of kleine container hebben een verschillend tarief. In 2024 wordt overgegaan op tarief voor restafval. Door prijsstijgingen en een vervolgstap in het nieuwe VANG beleid, stijgen de kosten voor 2024 naar verwachting tussen de 10%-15%. Aan deze ramingen wordt nog gerekend, bijvoorbeeld welk effect het nieuwe tarief op rest zal hebben op de hoeveelheid te verwerken restafval. Daarnaast zien we ook ontwikkelingen als afkeur van PBD. Deze ontwikkelingen moeten wij ook nog doorrekenen. Hierdoor is de huidige verwachting van een stijging van het tarief met 10-15% voor dit moment slechts indicatief.
OZB
In het coalitieakkoord 2023-2026 is opgenomen dat de woonlasten met maximaal 3% stijgen per jaar. In 2023 hebben wij het tarief voor de OZB verlaagd om aan dit uitgangspunt te voldoen. Op basis van de huidige inschattingen zou vasthouden aan dit uitgangspunt voor het jaar 2024 een daling van de OZB met 7%-8% betekenen, hetgeen afgerond een nadelig effect op de begroting heeft van bijna € 500.000.
In een tijd met flinke loon- en prijsstijgingen vinden wij het reëel dit uitgangspunt te heroverwegen. Dit uitgangspunt was immers gebaseerd op inschattingen die er medio 2021 -in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen- waren, toen de inflatie (CPI) nog slechts op zo’n 2,7% lag. Over 2022 is de inflatie (CPI) uitgekomen op zo’n 10% en voor 2023 gaat het CBS voorlopig uit van zo’n 4,4% en voor 2024 van 3,3%. In deze voorjaarsnota zijn wij voorlopig uitgegaan van een trendmatige verhoging van de OZB met 4%. Dit is in afwachting van de meicirculaire en de definitieve berekeningen van de rioolheffing en afvalstoffenheffing.
Totale woonlasten
Mochten de genoemde indicatieve verhogingen bij de begroting 2024 werkelijkheid worden, dan stijgen de totale woonlasten in 2024 met zo’n 10%, waar die over 2023 net onder de 3% lag. Wij blijven daarmee nog steeds ruim onder de landelijke trend als we dit afzetten tegen de eerdergenoemde inflatiepercentages. De afgelopen jaren laten ook zien dat onze woonlasten ruim onder de landelijke trend zijn gebleven:
En voor 2024 verwachten we daar nog steeds ruim onder te blijven. We benadrukken hierbij dat dit voor nu nog slechts een indicatieve rekenexercitie is voor deze voorjaarsnota. Veel hangt af van de ontwikkeling van de rijksfinanciering, waarover in de meicirculaire meer duidelijkheid komt. Pas bij de begroting wordt een definitieve berekening gemaakt van de ontwikkeling van de verschillende woonlastentarieven.