Toelichting op post “Eigen vermogen t.b.v. dekking kapitaallasten”
In het eigen vermogen wordt onderscheid gemaakt tussen de algemene reserve en de bestemmingsreserves. Die laatste zijn -zoals de term al aangeeft- reserves waaraan de raad een bepaalde bestemming heeft gegeven. Dat is bij de algemene reserve niet zo. Dit is in feite de algemene “spaarpot” van de gemeente, die ook bedoeld is om risico’s af te dekken. Samen met de stille reserve en het jaarresultaat vormt de algemene reserve de weerstandscapaciteit, meer informatie hierover is te vinden in de jaarstukken 2024 paragraaf weerstandsvermogen. Het overgrote deel van de weerstandscapaciteit wordt bepaald door de algemene reserve.
In het kader van risicomanagement gaat het hierbij om het afdekken van zogenaamde restrisico’s, oftewel risico’s die overblijven nadat eventuele maatregelen zijn getroffen om ze te beperken. Hoe hoog deze buffer moet zijn, daar zijn geen harde normen voor, als richtlijn wordt wel gehanteerd dat het voldoende is als het minimaal 1,0 is. Op dit moment is de norm die wij ons als gemeente voor dit zogenaamde weerstandsvermogen hebben gesteld 2,0 ofwel 200%: voor elk risico dat we inschatten, willen we minimaal het dubbele aan weerstandscapaciteit hebben.
Het is denkbaar dat een situatie ontstaat waarin er voldoende comfort is om een minder grote buffer dan 2,0 aan te houden. Bijvoorbeeld als ons risicomanagement wordt versterkt waardoor we beter zicht hebben op risico’s en hoe we die beheersen.
In zo’n scenario ontstaat ruimte om de algemene reserve anders in te zetten, namelijk om voor een bepaald bedrag een bestemmingsreserve te vormen, die jaarlijks gedeeltelijk vrijvalt ter dekking van afschrijvingslasten van bepaalde investeringen. In feite wordt zo -via een omweg omdat dat volgens het BBV zo moet- een investering gedekt uit de reserve.
Als besparingsoptie is gerekend met een onttrekking aan de algemene reserve van een fictief bedrag van € 5 miljoen, dat aan een nieuwe bestemmingsreserve wordt toegevoegd en in 20 jaar vrijvalt en daarmee dan jaarlijks € 250.000 aan afschrijvingskosten dekt Dit betekent dan dus dat de algemene reserve met € 5 miljoen afneemt. Ceteris paribus ten opzichte van de jaarstukken 2024 betekent dit vervolgens dat het weerstandsvermogen zou dalen van circa 2,0 naar circa 1,7. In werkelijkheid moet een bedrag specifiek aan een bepaalde investering gelinkt worden, evenals de afschrijvingstermijn, het voorbeeld is louter illustratief om de werking en potentieel aan te geven en niet bedoeld als exact bedrag.