Financiële positie

Financiële begroting

Terug naar navigatie - Financiële begroting

Toelichting
Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) schrijft voor, dat er naast de programmabegroting en de paragrafen ook een “financiële begroting” wordt gemaakt. Hierin wordt inzicht gegeven in:

  • de meerjarenraming/ prognose meerjarenperspectief 2023 – 2026
  • het overzicht van baten en lasten
  • overzicht van incidentele baten en lasten
  • de financiële uitgangspunten

 

Meerjarenraming

Terug naar navigatie - Meerjarenraming

In de meerjarenraming wordt de ontwikkeling van het saldo aangegeven vanaf het uitgangspunt in de programmabegroting 2022 en vervolgens de autonome en structurele ontwikkelingen. Immers, we sturen op een structureel meerjarig sluitend resultaat.

NB. Alle positieve bedragen dragen bij aan een positieve ontwikkeling van het begrotingssaldo, negatieve bedragen verslechteren het resultaat.

De toelichting op de autonome ontwikkelingen en beleidsmatige ontwikkelingen 2023 zijn onder de betreffende programma’s benoemd.

Overzicht van baten en lasten

Terug naar navigatie - Overzicht van baten en lasten

Bij de afzonderlijke programma’s is steeds een overzicht van de baten en lasten opgenomen. In de volgende tabel treft u een totaaloverzicht van alle programma’s aan. Volgens het BBV mogen de mutaties in de reserves niet via de programma’s lopen, maar moeten afzonderlijk zichtbaar zijn.

Daardoor ontstaan er twee exploitatiesaldo’s, te weten een saldo vóór resultaatbepaling en een saldo na resultaatbepaling. Concreet betekent dit dat er eerst een telling wordt gemaakt van de begroting zonder de mutaties in de reserves (= vóór resultaatbepaling). Daarna volgt een telling rekening houdend met stortingen in- en onttrekkingen aan de reserves (= na resultaatbepaling).

Overzicht van incidentele baten en lasten

Terug naar navigatie - Overzicht van incidentele baten en lasten
Overzicht van incidentele baten en lasten (x 1.000) 2023 2024 2025 2026
Bestaand beleid
Lasten
1 De gemeente waar het goed wonen is
Actieplan bomen erbij -50 -50 -50 -
Laanbomenbeheer -140 -140 -140 -
Vitaal platteland -40 - - -
Versnelling woningbouw (incl dekking revitaliseringsbudget) -155 -155 - -
Accommodatie Wesenthorst -48 -48 - -
4 De dienstverlenende gemeente
Handhaving, beschermende kleding - 4 4 -
5 Bedrijfsvoering
Datalab Go -20 - - -
Vitaliteitsonderzoek - -48 -48 -
Incidentele personeelslasten -415 - - -
Baten
Reserve mutaties
Reserve wonen en bouwen 250 - - -
Totaal bestaand beleid incidenteel -618 -437 -234 0
Ontwikkelingen
Lasten
correctie bestaand beleid:
1 De gemeente waar het goed wonen is
Actieplan bomen erbij 50 50 50 -
Laanbomenbeheer 140 140 140 -
Versnelling woningbouw (incl dekking revitaliseringsbudget) 155 155 - -
4 De dienstverlenende gemeente
Handhaving, beschermende kleding - -4 -4 -
5 Bedrijfsvoering
Datalab Go 20 - - -
Vitaliteitsonderzoek - - 48 -
1 De gemeente waar het goed wonen is
Accommodatie Wesenthorst -136 -136 - -
Sportaccomodatiesbeleid -35 - - -
Integraal toekomstbeeld Varsseveld -40 - - -
Nieuw mobiliteitsplan -35 - - -
Realiseren mobiliteitsprojecten -30 - - -
2 Een leefbare gemeente(sociaal domein)
Bijdrage Cultuur- en Erfgoedpact Achterhoek(CEPA) -217 -87 - -
Gids gelden -75 - - -
5 Bedrijfsvoering
Personeelslasten -433 -145 -110 -
Personeelslasten Griffie -73 -73 - -
Reserve mutaties
Reserve accommodaties (MJOP) -588 -588 -588 -588
Reserve onderwijshuisvesting -17 -17 -17 -17
Reserve Sociaal Domein -825 -296
Baten
1 De gemeente waar het goed wonen is
Accommodatie Wesenthorst 34 34
2 Een leefbare gemeente(sociaal domein)
Bijdrage Cultuur- en Erfgoedpact Achterhoek(CEPA) 217 87
Reserve mutaties
Reserve accommodaties (MJOP) 973 820 798 1.077
Reserve sportaccommodaties 100 100 100 100
Reserve Sociaal Domein / GIDS gelden 75
Reserve begraafplaatsen 39 33 33 33
Totaal ontwikkelingen incidenteel -701 73 450 605
Totaal incidentele baten en lasten -1.319 -364 216 605

Financiële uitgangspunten

Beleidsuitgangspunten

Terug naar navigatie - Beleidsuitgangspunten

De basis voor het financiële beleid is opgenomen in hoofdstuk “Financien onder controle” in het coalitieprogramma 2022-2026. Centraal staat daarin het behouden van een gezonde financiële positie. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gedefinieerd:

  • De begroting is meerjarig structureel sluitend.
  • Trendmatige verhoging van de woonlasten (Onroerendezaakbelasting (Ozb), Rioolrechten en afvalstoffenheffing). Dat betekent een maximale stijging van 3%. De tarieven van de rioolrechten en afvalstoffenheffing zijn kostendekkend.
  •  De uitvoering van het sociaal domein vindt plaats binnen de beschikbare budgetten. De algemene reserve van het sociaal domein is bestemd voor het sociaal domein (“binnen de hekjes”).
  •  Overschotten gaan terug naar de algemene reserve.

Financiële sturing op basis van integrale besluitvorming

Terug naar navigatie - Financiële sturing op basis van integrale besluitvorming

Om een integraal afgewogen beleidsontwikkeling te garanderen is het belangrijk om zowel bestuurlijk als ambtelijk een zelf opgelegde discipline te handhaven.
Het gaat dan om twee dingen:

  • Een gelijkmatige, voorspelbare financiële ontwikkeling omdat onzekerheid op dit punt tot bestuurlijke onrust leidt en direct de bestuurlijke aandacht afleidt van waar het werkelijk inhoudelijk om gaat.
  • Beperking van tussentijdse beleidswijziging vooral met significante financiële impact. Het risico wordt dan groot dat tot verkeerde/onnodige beleidswijzigingen wordt besloten.

Dat stelt ons als bestuur ook voor de nodige uitdagingen. Enerzijds dat we accepteren dat:

  • 100% controle niet mogelijk is
  • Inschattingen verkeerd kunnen zijn

Anderzijds dat we vóóraf spelregels afspreken, vastgesteld in de begrotingsdoctrine.
Tussentijds bijsturen van inhoudelijk beleid zonder financiële consequenties is altijd mogelijk. Tussentijdse voorstellen met financiële consequenties, die per definitie dus niet integraal kunnen worden afgewogen met andere beleidsontwikkelingen, moeten zoveel mogelijk worden vermeden.

Op basis van deze discipline moet tussentijdse besluitvorming over ontwikkelingen met financiële en/of capaciteitsgevolgen voldoen aan twee O’s: Onvermijdelijk en Onuitstelbaar. Alle andere voorstellen met structurele financiële en of capaciteitsgevolgen worden opgespaard tot de volgende begroting zodat een meerjarige integrale afweging mogelijk blijft.

Begrotingsdoctrine

Terug naar navigatie - Begrotingsdoctrine

In de financiële verordening is opgenomen dat de raad bij de aanvang van een nieuwe raadsperiode spelregels vastlegt in een begrotingsdoctrine. Voor deze nieuwe raadsperiode stellen we voor om de doctrine uit 2016 te actualiseren op het volgende punt:

  • De omvang van de leningenportefeuille. Het eerder in de begroting 2016 opgenomen maximum van € 142 miljoen vervangen we door een plafond dat volgt uit de renterisiconorm uit de wet FIDO. Concreet betekent dit dat we geen maximum meer voor de omvang van de leningenportefeuille hanteren, maar voor de omvang van de jaarlijkse aflossingen. 

Met deze doctrine stelt de raad vooraf kaders om te bepalen wat er moet gebeuren als een bepaalde financiële situatie zich voordoet.
We hanteren voor de komende vier jaar de begrotingsdoctrine:

  1.  De begroting is elk jaar structureel sluitend.
  2.  Overschotten terug naar algemene reserve.
  3.  Verwachte tekorten of overschotten binnen programma oplossen. Gedurende het jaar wordt een verwacht begrotingsoverschot of - tekort niet tussen programma’s gecompenseerd om te voorkomen dat er onnodig en/of verkeerd wordt bijgestuurd op strategisch belangrijke onderwerpen.
  4. Tussentijdse voorstellen (zoals eerder bij de P&C cyclus inhoudelijk toegelicht) kunnen alleen op basis van de twee O’s (onuitstelbaar en onvermijdelijk).
  5. De reserves moeten minstens voldoende zijn om een weerstandsratio van 2 te behouden die in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing wordt vastgesteld.
  6. Investeringen op basis van meerjarenraming.

Technische uitgangspunten

Terug naar navigatie - Technische uitgangspunten

De begroting is op de volgende punten als volgt doorgerekend:

  • Loonontwikkeling
    De CAO gemeenteambtenaren liep eind 2022 af. Vooruitlopend op een nieuwe CAO hanteren wij voor 2023 de volgende uitgangspunten:
    • Per 1 januari 2023 stijgen de salarissen met 3%.
    • Prognose hogere premie-ontwikkelingen ten opzichte van 2022 blijft binnen de ramingen.
  • Prijsontwikkeling
    De budgetten en subsidies zijn bijgesteld naar het daadwerkelijk verwachte prijsniveau 2023. Er wordt dus geen generieke prijscompensatie toegepast.
  • Geen meerjarige loon- en prijscompensatie
    Voor de begrotingsjaren 2024-2026 gaan we uit van het prijsniveau 2023. Er is dus zowel voor de inkomsten als de uitgaven geen rekening gehouden met verdere loon- en prijsstijging. Er worden constante prijzen geraamd.
  • Renteontwikkeling
    Voor de berekening van de kapitaallasten (renteomslag) is uitgegaan van 1,42 %. Bij het opmaken van de jaarrekening wordt de renteomslag opnieuw berekend en tot de werkelijke omvang doorbelast aan de producten.
  • Rijksuitkeringen
    De meicirculaire 2022 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is bepalend voor de op te nemen raming in de begroting 2023-2026.
  • Extra jeugdzorgmiddelen
    De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat er te weinig geld beschikbaar is gesteld voor de jeugdzorg. Om de ergste problemen te dempen, heeft het Rijk daarom telkens extra tijdelijke middelen beschikbaar gesteld voor het eerstvolgende jaar. Om toch goed en verantwoord een meerjarenraming op te stellen, is de mogelijkheid geboden om deze tijdelijke middelen door te trekken in de rest van de meerjarenraming door hier een stelpost voor op te nemen. Wij maken van deze mogelijkheid gebruik. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing is dit nader toegelicht.
  • Toerekening rijksuitkering aan Sociaal Domein
    De herijking van het gemeentefonds hebben geleid tot het gebruik van andere maatstaven. Hierdoor is niet meer te herleiden welke middelen het Rijk specifiek beschikbaar stelt voor het sociaal domein. Op basis van de historische verdeling gaan wij uit van een aandeel van 43,5% van de algemene uitkering dat toe te rekenen is aan het sociaal domein, tenzij sprake is van middelen die volledig behoren bij het sociaal domein (zoals de extra jeugdzorgmiddelen). Die worden in dat geval volledig toegerekend aan sociaal domein.
  • Belastingen en tarieven
    Voor de rioolheffing en afvalstoffenheffing (voor beide netto na kwijtschelding) gaan we uit van maximaal 100% kostendekkendheid. De tarieven die gezamenlijk de woonlasten bepalen (riool, afval, OZB) bepalen we zodanig dat deze maximaal 3% stijgen. Gezien de ontwikkelingen bij met name afval betekent dit dat de OZB-opbrengsten niet worden verhoogd, maar worden verlaagd. De paragraaf Lokale Heffingen geeft een verdere toelichting op de belastingen en leges.

Geprognotiseerde balans

Toelichting op de balans activa

Terug naar navigatie - Toelichting op de balans activa

De activa bestaan uit vaste en vlottende activa.
Vaste activa bestaan uit de bezittingen van de gemeente die zij langdurig gebruikt voor haar bedrijfsvoering. Deze bestaan uit de (im)materiële vaste activa en financiële vaste activa. De vlottende activa zijn bezittingen met een looptijd korter dan 1 jaar en bestaan uit de voorraden, vlottende vorderingen, liquide middelen en overlopende activa.


a. (Im)materiële vaste activa
Dit betreft voornamelijk materiele vaste activa die bestaan uit investeringen met economisch of maatschappelijk nut.

  • In erfpacht gegeven gronden worden gewaardeerd tegen uitgifteprijs
  • Investeringen met economisch nut zijn gewaardeerd ten verkrijging- of vervaardigingprijs.
  • Investeringen met maatschappelijk nut zijn gewaardeerd ten verkrijging- of vervaardigingprijs. Reserves en specifieke investeringsbijdragen mogen in mindering worden gebracht. Op het saldo wordt afgeschreven, waarbij vervroegd afschrijven is toegestaan.
  • Activa met een verkrijgprijs minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen.
  • Bijdragen aan activa in eigendom van derden.
  • De afschrijvingstermijnen zijn te vinden onder bijlage I.

Immateriële vaste activa (IVA) betreft vaste activa die niet stoffelijk van aard zijn en tevens niet onder de financiële vaste activa worden begrepen. Dit betreft voornamelijk kosten van onderzoek en ontwikkelingen (afschrijvingstermijn maximaal 5 jaar).

b. Financiële vaste activa

Financiële vaste activa (FVA) betreffen:

  • Verstrekte langlopende geldleningen met een maatschappelijke bestemming.
  • Verstrekte hypotheken aan eigen personeel (sinds 2009 niet meer toegestaan).
  • Aandelen in gemeenschappelijke regelingen, deelnemingen en effecten.

c. Voorraden
De voorraden bestaan vanaf 2016 uit bouwgronden in exploitatie. De niet in exploitatie genomen bouwgronden (Niegg) zijn per 1 januari 2016 komen te vervallen. De gronden die voorheen onder deze categorie vielen, zijn nu opgenomen op de balans onder de materiële vaste activa, mits er geen korte termijn ontwikkeling is te verwachten.

d. Vlottende vorderingen (uitzettingen met een rentetypische looptijd < 1 jaar)
Dit betreft vorderingen op openbare lichamen, debiteuren, crediteuren en uitzettingen in de schatkist. De uitzettingen in de schatkist worden per kwartaal vastgesteld.

e. Liquide middelen
Dit betreft onze banksaldi bij de banken (BNG en Rabobank) en interne kas (balie burgerzaken).

f. Overlopende activa
Hieronder worden gerekend de nog te ontvangen bedragen, vooruitbetaalde bedragen en de overige overlopende activa.

Toelichting op de balans passiva

Terug naar navigatie - Toelichting op de balans passiva

De passiva bestaan uit vaste en vlottende passiva.
Vaste passiva zijn het lang vermogen waarmee de bezittingen zijn gefinancierd, bestaande uit het eigen vermogen (algemene reserve en bestemmingsreserves) en het vreemd vermogen (voorzieningen en vaste schulden).
Vlottende passiva bestaan uit de kortlopende vorderingen, namelijk de netto vlottende schulden en overlopende passiva.

a. Eigen vermogen: algemene reserve en bestemmingsreserves
De algemene reserve is bedoeld om mogelijke risico’s en fluctuaties in de exploitatie op te kunnen vangen. Het is een vermogensbestanddeel dat bedrijfseconomisch gezien vrij opneembaar is. De bestemmingsreserves zijn door de raad vastgesteld. Hier zijn specifieke bestemmingen aan gegeven.

b. Voorzieningen
Voorzieningen worden gevormd voor kosten die al voorzien worden, maar waarvan de kosten in de komende jaren komen, dan wel per jaar sterk fluctueren (egalisatie).

c. Vaste schulden
Dit zijn de schulden met een looptijd van één jaar of langer. De langlopende leningen.

d. Vlottende schulden
De vlottende schulden zijn schulden met een looptijd korter dan een jaar. Bijvoorbeeld de saldi bij diverse banken en kasgeldleningen.

e. Overlopende passiva
Hieronder worden bijvoorbeeld gerekend de nog te betalen bedragen, van derden verkregen middelen en vooruit ontvangen bedragen.